In de jaren 60 had je nog verschillende smederijen in Valthermond. Deze vaklieden konden van alles maken. O.a. ploegen, gereedschap, ijzers voor wielen (stelmakerijen) en wipkarren, die toen nog zeer populair waren, net als de houten kruiwagens. Planeten voor in de bieten, houten schoppen en voor koren werd voorop deze schop een bandage van staal gemaakt.
In deze jaren kwamen er ook steeds meer fietsenmakers. Ook de hoefsmid was toen al een speciaal beroep. Heel langzaam veranderde de invulling van de smid. Verandering was sowieso aan de orde, de trekker (tractor) werd populair en er kwamen grotere machines waar veel onderhoud voor nodig was. Al doende werd de werkplaats van de smid verhuisd naar de werkplaats bij de boer, want deze kocht zichzelf een gereedschapskist, een lasapparaat, slijptol en ga zo maar door. De smid werd alleen nog in geschakeld bij noodgevallen of grote klussen. De meeste smederijen moesten zich aanpassen en andere werkzaamheden er bij doen.
De brommers kwamen opzetten in de jaren 60 en Dreves Rienmeijer had zijn bedrijf aan het Noorderdiep naast Vondels laantje. Van Vondel woonde aan het Zuiderdiep en deze had zich gespecialiseerd in fietsen, zijn vrouw runde de winkel, een warenhuis waar wij ons als kinderen vergaapten aan alle speelgoed wat stond uitgestald met Sinterklaas, maar dit ter zijde. Smederij Dreves Rienmeijer gooide zich op de jeugd met de brommers. Als je een probleem met de bromfiets had dan loste Dreves dit op. Hij bekeek het probleem, onder het draaien van een sjekkie, en als hij deze gerold en dicht geplakt had dan was je bang als hij deze aanstak.
Je was bang voor een steekvlam, want de sigaret die hij gerold had was net zo zwart als zijn handen, en zat onder de benzine. Gelukkig ging dit altijd wonderbaarlijk goed. Je keek je ogen uit in zijn werkplaats, rondom (en ook in de spanten) stond deze vol met wielen, banden en weet ik veel. Want ja, in die tijd gooide je niks weg. Een bekende uitspraak van Dreves was dan ook “waar je om vraagt heb ik, most meurn heem weer komn, mot heem zuikn.” En inderdaad, vaak had hij het de volgende dag ook nog. Hij was zeer handig met brommers en veel jongens uit mijn jeugd ging naar Dreves. Hij vertelde iedereen, of je het nu wilde horen of niet, hoeveel kilometers hij vroeger moest lopen naar zijn eerste baas. Nee, volgens hem hadden wij nu een luizenleven met die brommers. Hij kon nooit een brommer betalen daarom moest hij lopen.
Dreves gaf altijd een wijze raad mee en ondertussen had hij het probleem voor je opgelost. Hij had ook een hele grote gereedschapskist. Zijn werkbank lag bezaaid met allerlei sleutels en onderdelen en tussen de verhalen door zei hij “pak heem sleutel dartien mienjong, mot daor wat aags liggn.” Wanneer je geluk had vond je de sleutel ook nog en had je inmiddels de handen net zo zwart als Dreves zelf. Voor de smederij had Dreves ook een benzinepomp staan, want de auto was ook in opkomst. Voor brommers was speciaal een tweetakt pomp. Je pompte eerst een deel olie in de pomp en daar kwam, naar ik mij herinner, vijf delen benzine op. Deze pomp was gemaakt uit glas met strepen zodat je de mengsmering precies goed had. De geur van deze menging van benzine herken ik nu nog steeds en gek genoeg, als ik deze ruik moet ik altijd weer terug denken aan Dreves Rienmeijer
Een andere bekende brommer- en fietsenmakers was Auke Lap. Dit was een bijnaam, omdat hij zo goed was in, u raadt het al, banden lappen. Heel eerlijk weet ik zijn echte naam niet meer goed. Ik denk Auke Drent maar dat weet ik niet zeker. Smederijen uit die tijd waren o.a. achter in Valthermond; smederij Klok, smederij Twickler en smederij Pietersen. Voor in Valthermond had je smederij Reckers. Misschien vergeet ik er nog wel één te noemen. Deze beroepen zijn bijna allemaal uitgestorven. Ook heeft Drenthe bv jaren lang landbouwmachines gerepareerd en verkocht. Inmiddels is dit een museum geworden.
In 2e Mond bestaat nog het bedrijf van Robertus en in Odoorn het bedrijf van Stevens alleen in een heel andere vorm. Stevens is nu gespecialiseerd in staalwerken in de breedste zin van het woord en Joop Robertus handelt en repareert nu allerhande boerentrekkers en alles wat er achter past. De hoefsmid bestaat nog steeds doordat het paard later door de jaren heen zich ontwikkelde van een trekpaard naar een hobby paard en zo zie je maar weer dat sommige dingen weer ten goede keren. De brommers, zoals ik ze ken uit de jaren 60 en 70, zijn er bijna niet meer, alleen nog in historische clubs. De bekendste waren toch wel de Zundapp en de Kreidler en voor de hippies hadden we de Puch en de Tomos. Alleen vonden wij, als echte brommerliefhebbers, dit wel voor mietjes, want als je geen Zundapp of Kreidler had hoorde je er toch niet echt bij. Het liefst reden we ook nog op een opgevoerde brommer. Royal Nord was in de jaren 60 ook nog zeer populair naast de Berini’s; de Sparta en Flandriaas waren meer voor de oudjes. Ook had je nog de Solex, dit was een veredelde fiets met een motor voorop. Daar gingen wij zeker niet op rijden. Dreves Rienmeijer had in die tijd hier de schuur vol mee liggen, maar ja de auto kwam opzetten en de brommer verloor toen de strijd.
Het bedrijf van Dreves en de rest van de bedrijven in Valthermond stierven een langzame dood. Gelukkig lieten zij wel een schat aan herinneringen achter die niet meer terug komen. Want, de vooruitgang wacht niet, deze hakt met een botte bijl om zich heen en laat ons met herinneringen achter waar ik op mijn oude dag vast nog vaak aan terug denk.
Een old mondker