Appels

Wij hadden een tuin van zes are, die elk jaar omgespit moest worden. Behalve aardappels, bonen, prei, andijvie, wortels, uien en sla groeiden er rode en zwarte bessen, kruisbessen, kersen, groentes en vruchten, maar geen appels of peren. Die groeiden ergens anders, bijvoorbeeld in de bongerd van de dokter. Hinkie en ik liepen er wel eens langs en bewonderden wat daar allemaal voor begerenswaardigs aan de takken hing. Het vervelende was, dat er een hoog gazen hek omheen was, dat elke toegang tot het gebied praktisch onmogelijk maakte. Als we geluk hadden konden we een paar appels van een overgroeiende tak plukken. En lekkere knappende, sappige Groninger kroon ging er altijd wel in.

Ook de hond van de dokter was een obstakel. Kwam je maar in de buurt, dan begon dat beest te grommen en te blaffen, zodat we weinig kans hadden bij die glanzende lekkernijen te komen. Verder ging het gerucht, dat de dokter over een windbuks beschikte met ‘zoutpatronen’.We wisten niet of het waar was, of wat dat precies betekende, maar hij zou er zonder pardon mee op appeldieven schieten. Mijn vader, die ik vroeg of hij daar wel es van gehoord had, haalde zijn schouders op. Hij wist het niet, maar kon het zich wel voorstellen en raadde mij aan, om maar een beetje uit de buurt van die bongerd te blijven. Een buks en een hond. Dat risico is te groot, vond hij. En dat voor een paar appels!

Wat niet kan of mag heeft zijn eigen aantrekkingskracht. Op een zondagochtend liepen we langs het gaas, rammelden er wat aan in de hoop dat er een appeltje voor ons af zou vallen. Maar niks hoor. Bij een van de palen liet ik Hinkie op mijn handen staan, zodat hij bij een paar prachtige exemplaren kon. Gnuivend en smakkend liepen we verder. Geen hond te zien en ook geen dokter. De volgende zondagochtend probeerden we het nog een keer. Misschien was hij wel naar de kerk en zat de hond binnen. We maakten wat extra herrie, maar niemand sloeg of blafte alarm.

“Hier zit t goas lös”, zei Hinkie en drukte het wat naar beneden. “Met n beetje geluk glieden we er zo overhin.” Hij boog het gaas wat naar voren nam een klein aanloopje en stond ineens aan de binnenkant van het hek. Hij ontdekte een paar heerlijke, rode appels, klauterde de boom in en schudde aan een tak. Er plofte een hele serie in het gras. Hij stopte een paar in z’n zak. De rest gooide hij over het hek naar mij toe. Plotseling hoorden we ergens een deur open gaan. In een flits zag ik de dokter. Nu was het zaaks zo snel mogelijk weg te wezen.. Hinkie had pech. Wel lukte het hem uit de boom te komen, maar op het moment, dat hij aan de laatste tak hing, trof hem iets aan in z’n bovenbeen. Hij kon nog net ontsnappen. De appels verdeelden we, toen de kust weer veilig was.

“Most  es kieken,” zei Hinkie en tilde de pijp van z’n broek op. Hij had een rode plek op zijn rechter dij met een roze gaatje in het midden. We concludeerden dat het zout moest zijn. Uit de buks van de dokter. Dat kon geen kwaad. Goed uitwassen met veel water. Dan is het morgen weer over. “En niks zeggen, hè!” Twee dagen later was hij niet op school. In de middagpauze ging ik naar hem toe. Hij was net terug van de dokter, zei z’n moeder. Hij had  een erge ontsteking aan z‘n dij gehad. Dat had hem zo’n pijn gedaan en zijn been werd zo dik, dat ze ermee naar de dokter hadden gemoeten..

“En?” vroeg ik geschrokken. De wond was  uitgespoeld en behandeld. Het ging wel weer over, had de dokter gezegd, maar het zou nog wel een poosje flink pijn doen.

Albert Lohof

 Lange tijd heb ik mijn eigen verhaal maar moeilijk kunnen geloven. Totdat ik bij het googelen  vond dat zulke patronen inderdaad bestonden en bestaan.