Heimwee (deel 2)

Ze knapte ongelooflijk snel op. Het blauwe oog nam na het bekende toverbaleffect weer min of meer z’n normale kleur aan. De wond viel mee. Ze kreeg haar natje en haar droogje en genoot van het leven. Hansi vloog vrij door haar kamer boven en zong onder de invloed van het vele licht z’n hoogste lied.

Onze teckel begreep de wereld niet meer. Hij wilde voortdurend de trap op en begon ‘s nachts soms plotseling te blaffen. Na een dag of tien wilde ze naar huis. Oude bomen. Ze miste haar vertrouwde omgeving. We brachten haar terug naar de kelder.

Kort voor de kerst viel de eerste sneeuw. Ook op de keldertrap van vrouwtje Van Doorn. Die gleed erop uit en brak haar heup. Die alte Zicke von daoben hoorde haar roepen en belde grimlachend het ziekenhuis. Voor ons herhaalde zich de geschiedenis: De spelonk in, spullen en parkiet halen, lichten en petroleumstel uit. Kranen dicht en deur op slot. Onze Margriet ontfermde zich over Hansi en nam hem mee naar haar kamer. Overdag bleef hij in z’n kooi, na schooltijd mocht hij er even uit. De deur bleef zorgvuldig dicht, want onze teckel was niet te vertrouwen. Elke dag gingen we even op ziekenbezoek. Ze kon nauwelijks praten en had maar één zorg. Of Hansi wel water kreeg. En voer. En of we hem geregeld schoon zand gaven. En of hij rond mocht vliegen, want dat was hij zo gewend geweest. Wij stelden haar gerust. Bij Margriet was hij in goede handen.

Onder het motto ‘gedeelde vreugd is dubbele vreugd’ nam Margriet Hansi een keer mee naar de woonkamer. “Doe dat nou niet!” waarschuwde m’n man. “Als de hond hem te pakken krijgt is hij er geweest!” Die rook de concurrentie en ging tekeer. Hansi stond echter in z’n kooitje op tafel en daar kon hij niet bij. Een paar dagen later liet ze Hansi door de kamer vliegen. Mijn man greep de hond beet, zette hem op z’n schoot en hield hem met beide handen vast. Margriet liet zien, wat het vogeltje allemaal kon. Als ze floot kwam hij op haar hoofd zitten. Stak ze een vinger uit, streek hij daarop neer. Plotseling werd hij ondeugend. Hij verliet de vinger en ging op het hoofd van mijn man zitten. “Haal alsjeblieft dat beest weg!”, riep hij, kneep z’n ogen dicht en hield met moeite de hond in bedwang. Die zag Hansi’s landing als een aanval op z’n baas en wilde de vijand te lijf. Iedereen lachte zich slap, totdat Erik opstond om z’n vader uit diens benarde positie te bevrijden.

Nu is een parkiet een vrij beperkt wezen, dat het verschil tussen mensen- en hondenhaar niet kent. Beide zijn bruin, krullig en warm. Daarom fladderde hij op de dichtstbijzijnde haardos af en die was van de hond. Die liet het echter niet zover komen en verbrijzelde met één hap het glanzende parkietenkopje. Hansi duikelde als een aangeschoten vliegtuig op de vloerbedekking waar hij stuiptrekkend bleef liggen. De aanblik van dat verminkte kopje met die uitpuilende oogjes bracht schrik en consternatie teweeg. Toen bewees mijn man, dat hij in panieksituaties cool, ja zelfs cynisch blijft. “Leg hem maar op het kastje in de gang”, zei hij, liet de hond los en greep naar z’n krant. “We hebben hem morgen nog nodig.”

De volgende dag ging hij met de kinderen de stad in. Hansi mocht ook mee. In een plastic zakje. “Wat kan ik voor u doen?” vroeg de verkoper in de dierenwinkel. Erik legde Hansi op de toonbank. “Wat is dat nou?”, vroeg de man en keek eigenaardig. “Dat is een dooie parkiet!”, verklaarde m’n man. “We hebben een nieuwe nodig”, legde Erik uit.

Het gezicht van de man klaarde op. Hij werd vriendelijk, liet een aantal kooitjes met parkieten zien en prees een paar exemplaren aan. Ze schudden hun hoofd. Hansi bleek een zeldzame kleurcombinatie te hebben Daar kwam nog bij dat ze op een tijd kwamen, waarop parkieten uitgesproken schaars waren. “Hoogstens over een week of zes, zeven”, zei de man. “Dan is de nieuwe broed zover.” Een kleurgarantie kon hij niet geven. Hansi verdween weer in het zakje. Na drie andere zaken gaven ze het op. Hansi ging de vuilnisbak in. “Hoe moet dat nou met ons vrouwtje?” “Laat dat maar aan mij over”, beloofde m’n man grinnikend.

Wij zaten aan haar bed. Haar rimpelige, dunne gezicht lag diep in het kussen. De operatie en de narcose hadden haar geen goed gedaan. Haar stem was erg zwak en we zagen aan haar ogen dat ze af en toe wegdwaalde. “Hoe gaat het met m’n vogeltje?”

“Goed hoor”, zei m’n man en drukte haar magere hand. “Hij zingt zeker niet hè,  nou ik er niet ben?” “Aha”, deed m’n man “Daar komt het van!” “Hoezo?” “Nou ja”, antwoordde hij. “Het gaat zo’n parkiet ook niet in z’n kouwe kleren zitten.” Ze glimlachte begrijpend. “Hij heeft heimwee naar z’n vrouwtje.” “Dat is het”, zei m’n man. “Daarom eet hij ook zo slecht!” “Heimwee”, fluisterde ze bijna. “Ja, ja!” Ze zweeg en maakte een reisje in het verleden.

Twee dagen later wilde Hansi z’n kooi niet meer uit. Fluiten hielp niks en roepen ook niet. De anders zo levenslustige parkiet bleef de hele dag op z’n stokje zitten kniezen. Zingen deed hij helemaal niet meer. We verbeeldden ons ook dat hij niet meer zo glansde als vroeger. Dat hij dof begon te worden. Ofschoon hij op z’n voer zat kreeg hij er geen zaadje door. En het water bleef onaangeroerd… “Ook voor een mens kan heimwee heel erg zijn”, gaf ze te bedenken. Dat wist mijn man maar al te goed. Hij had zelfs wel eens gehoord dat er iemand aan heimwee gestorven was. Een mens dan. “Zal ik hem es meenemen?” vroeg hij gewaagd. “Misschien knapt hij daarvan op!” Dat wuifde ze weg. Geen sprake van. Geen huisdieren op een ziekenkamer! Wat dachten we wel. Ze had lang genoeg in de verpleging gezeten om te weten, dat dat niet ging Ha, ha, Nee hoor! Ik slaakte een zucht van verlichting.

We begonnen ons toch echt zorgen te maken. Hansi at niet meer, zat maar ineen gedoken op het zand en mijn man moest eerlijk zeggen dat hij het donker inzag. Ze zuchtte. Een mens kon z’n noodlot niet ontlopen. Een parkietje ook niet. Er was niets aan te doen Zij kwam voorlopig het ziekenhuis niet uit. De dag daarna overleed Hansi. We hadden eraan gedaan wat we konden. Langzaam vulden haar oude ogen zich met tranen. Minuten lang kon ze geen woord uitbrengen. Toen ze eindelijk werd ontslagen, kreeg ze, zeer tegen haar zin, een plaatsje in een seniorenpflegeheim. Toen we haar bezochten verwonderde het ons, dat ze ons bijna niet meer herkende. We waren te kort in haar leven geweest en hadden er geen belangrijke rol meer in gespeeld. Tegen alle verwachtingen in voelde ze zich thuis in haar nieuwe omgeving. Met verve vertelde ze over haar leven als verpleegster en vond dankbare toehoorders. Haar medailles droeg ze met de trots van een gedecoreerde generaal. Huisdieren waren niet toegestaan. Naar Hansi vroeg ze niet meer.

Albert Lohof

 Quote:

Een parkiet is een vrij beperkt wezen, dat het verschil tussen mensen- en hondenhaar niet kent.

Hansi at niet meer, zat maar ineen gedoken op het zand en we moesten eerlijk zeggen dat wij het donker inzagen.