Naar het ziekenhuis

Kiek op de Mo(a)nd

Tussen de eerste en tweede coronagolf kwam ik in het ziekenhuis terecht. En ook ik werd afgevoerd als een corona patiënt, met dik 40 graden koorts. Nadat ik, door een soort marsmannetje, werd onderworpen aan allerlei testen bleek het geen corona te zijn. Een ontstoken galblaas speelde mij parten. Mede hierdoor veranderde het marsmannetje in een lieve zuster, die zei “het is wel geen corona maar we nemen je wel op.” Na een week van onderzoek bleek dat de galblaas moest worden verwijderd. Dit is gelukkig al gebeurd en inmiddels ben ik hersteld. Maar in deze periode moest ik wel terug denken aan mijn jeugd.

 

Bij mijn eerste ervaring in het ziekenhuis was ik vier jaar oud. Had in die tijd altijd oorontsteking en was vaak ziek. Vaak naar de dokter voor een kuurtje maar het ging niet over. Dus verwijs naar het ziekenhuis en de dokter zei, de amandelen eruit, daar wordt het stukken beter van. Oké met moeders in de bus naar Emmen. Dit was begin jaren 60 en het ziekenhuis stond toen nog aan de Angelsloërdijk. Een gebouw, Alcatraz was er niks bij, vond ik als kleine jongen. Dat imposante gebouw maakte veel indruk op mij. Je kwam in een gebouw dat verschrikkelijk steriel was en de lucht die je inademde bracht je al bijna in een roes. Pure ether en alcohol. De zusters nog in echte univormen, lief maar ook wel streng.

 

In deze tijd ga je er eerst heen voor een kennismaking gesprek en word je als kind gerust gesteld. Maar in de jaren 60 ging dat een beetje anders. In de wachtkamer sprak de dokter op een strenge toon “meekomen jongen”. Moeder en ik naar binnen, zit daar een man met een spiegelplaat voor de kop, en een witte lange jas aan. Mij streng aankijkend: “zo jongen, ga maar eens zitten en zeg eens a”. Voordat ik er op verdacht was, kreeg ik een ijsco stok op mijn tong gelegd, deze werd onderuit gedrukt en komt die spiegelplaat vlak bij mijn mond met een lampje. De dokter zegt ”hum en tja ja” trekt de houten stok terug en draait mijn kruk. Nu zijn mijn oren aan de beurt, de dokter stopt er naar mijn idee een soort hamer in, waar hij doorkijkt en weer op dezelfde toon “hum tja ja, ik zie het al, alles ontstoken.” Dit moet worden doorgeprikt en hij pakt een spuit.

Een enorm groot ding in mijn ogen. Ik raak in paniek maar voor ik iets kon doen pakt hij mij bij mijn oorlelletje, waar behoorlijk aan getrokken werd. “Stil blijven zitten jongen” zegt de dokter. Nou ik kon geen kant op en keek mijn moeder aan die met een bezorgd gezicht toekeek. Zij hield alleen maar mijn hand vast maar daar had ik verder ook niets aan. Die spuit was geen ontkomen meer aan. Prik, en op dat moment wilde ik beginnen te gillen, maar toen bleek de pijn ineens plots verdwenen. Dat was een zalig gevoel, ik werd gedraaid en nu was het andere oor aan de beurt. Prik en ik voelde mij als herboren. Ik dacht, klaar en snel weg, maar dat ging niet door, de oren moesten ook nog gespoeld worden. De zee kwam in mijn oren het bruiste alle kanten op en met schuim op de oren mocht ik de wachtkamer weer in. Mijn moeder bleef nog bij de dokter, om te overleggen wat er verder moest gebeuren. Waarom dit was? Daar  kwam ik later pas achter.

 

De dokter vertelde mijn moeder dat het zo erg was dat zowel de neus als keelamandelen er uit moesten. Een paar weken later kwam ik weer het gebouw binnen. Deze keer waren er veel kinderen van mijn leeftijd. We moesten op een bankje gaan zitten en werden één voor één opgeroepen. Ik was aan de beurt en al denkend, hij weer gaat kijken, zegt mijn moeder, “als je nu braaf bent krijg je straks een lekker waterijsje.” De dokter gaat je amandelen knippen en ik denk oké. De vorige keer viel het wel mee, komt het nu ook wel goed. Nou niet dus. De zuster nam me mee naar een ruimte met allerlei enge dingen. Daar moest ik plaats nemen in een stoel. De zuster zegt tegen mij “kun jij voor mij wel een heel mooi liedje gaan zingen?” Ik denk wat is dit? Ik zei, “ja natuurlijk, welk liedje?” Zegt de zuster “ken je Hanneke en Janneke liepen samen onder een paraplu?” Ja dat liedje ken ik. “Neem dan eens heel diep adem en begin maar te zingen.” Ik kijk haar verbaasd aan maar ik doe wat er gevraagd werd en op dat moment drukt ze mij een mond kapje voor neus en mond. Een verschrikkelijk raar vies spul gaat de longen in ik wil………

 

Wanneer ik wakker word, lig ik tussen allemaal kinderen, de een huilde nog harder dan de ander. Ik wil ook wel huilen maar mijn keel, wat is er gebeurd? Ik voel een pijnscheut door mijn keel. “Zo,” zegt de zuster, “weer wakker jongen? Kom maar, breng ik jou naar je moeder.” Mijn moeder stond al klaar met het beloofde ijsje. En al voelde ik mij wel in de steek gelaten door mijn moeder, ik nam  de ijsco wel aan en met de hand op mijn keel liep ik de lange steriele gang weer door. Nagalmend van huilende kinderen. Je zal begrijpen dat, wanneer ik nu het liedje hoor van Hanneke en Janneke, ik nog kippenvel op mijn armen krijg.

 

Bij de receptie moest mijn moeder een afspraak maken voor controle. Daar hoor ik voor het eerst zijn echte naam, dokter Vrolijk. Ik denk, dokter Vrolijk? Hoe kun je dat nu bedenken, dokter Vrolijk.

Hij was alles, maar zeker geen vrolijke dokter, nee eerder dokter engerd of zo. Of gemene dokter, want je vragen of je een liedje kan zingen en dan ineens verschrikkelijke spul je longen in spuiten. Ik heb er nu nog bijna een trauma van. Een paar dagen heb ik heel veel waterijsjes gegeten, ik maakte er natuurlijk dankbaar gebruik van. Binnen een week was ik volledig hersteld, ik was genezen. Alleen had ik de pech dat ze weer aangroeiden en na een jaar waren de klachten weer terug.

 

Moest ik weer met lood in de schoenen naar die verschrikkelijke dokter Vrolijk. Moest toen weer geholpen worden en ik dacht “ik hou mijn mond stijf dicht en ga zeker geen liedje zingen en helemaal geen Hanneke en Janneke.” Weer kwam ik die enge ruimte binnen en de zenuwen gierden door mijn keel er was geen weg terug. Inmiddels was ik zes jaar, maar ja, de herinneringen aan twee jaar terug waren nog vers in het geheugen. “Ga maar zitten”, zei de zuster. Dat is goed maar ik ga geen liedje zingen. “Hoeft ook niet” en ze lacht (Achteraf gezien was dat vast een schaap in wolfskleren). “Hier heb ik een ballon, zou je die even voor mij kunnen opblazen?” Ik keek haar aan, natuurlijk kan ik dat, ik ben al zes jaar… en haal diep adem. Blaas dan met alle kracht de lucht die ik heb in de ballon. Maar toen…! De ballon leek sterker dan mij want weer kreeg ik dat verschrikkelijke spul in mijn longen. Hadden ze mij weer te pakken, waren ze toch weer slimmer dan ik.

 

Toen ik weer naar huis mocht met mijn ijsje dacht ik “wat gemeen, echt wel gemeen. En dan is de naam van de dokter ook nog Vrolijk.” Daarna heb ik altijd een hekel gehad aan deze man. Ik denk vele kinderen met mij, ofschoon hij dit werk natuurlijk met beste bedoelingen deed. Gelukkig heb ik na die tijd nooit geen oorontsteking meer gehad!

 

Nu 60 jaar later, toen de galblaas moest worden verwijderd in het ziekenhuis te Stadskanaal, ging ik de operatiekamer in en stonden er wel tien dokters en zusters rond mijn bed. “Dag meneer, hoe voelt u zich?” De dokter gaf mij een hand voor kennismaking en stelde wat vragen. Dan zegt hij “ga maar lekker slapen, dan lossen wij het probleem voor u op.” De narcotiseur die alles begeleidde tijdens de operatie, zei “slaap zacht.” En terwijl ik weggleed in dromenland moest ik denken aan Hanneke en Janneke. Toen ik bij kennis kwam, vroeg de vriendelijke zuster “een waterijsje meneer?” Ja graag zeg ik en lig met een glimlach in mijn bed. Wat kan er toch veel veranderen in 60 jaar. Maar het ijsje bleef en met een traan op mijn wang ging ik terug naar zaal. “Gaat het goed?” vraagt de zuster. Ja hoor, en gauw pinkte ik mijn traan weg. En mijn moeder?  Gelukkig nog steeds gezond, maar kon helaas niet komen. Tja corona hé….

Een weer gezonde Old Mondker