Bij ons werd vroeger geslacht op de boerderij, varkens, koeien, kippen, konijnen en kalkoenen. Alleen de schapen werden niet op eigen boerderij geslacht maar gingen naar de slachterij. Vooral het slachten van de varkens vond ik interessant om te zien, dit was echt arbeidsintensief werk. Er waren twee slachters in Valthermond, Cornelis de Jonge en Willem Bos. Meestal kwam Willem Bos bij ons. Het ging zo: het varken werd uit zijn hok gehaald achter de boerderij. Eerst kreeg het varken een schietmasker op zijn hoofd. Dit gebeurde onder luid gegil, want het varken liet zich natuurlijk niet vrijwillig doden. Ik had ook een taak. Zodra het varken geschoten was werd zijn keel doorgesneden en liep het bloed in een grote emmer. Het was mijn taak om het te roeren tot het afgekoeld was. Het mocht niet gaan klonteren of stollen. Hier werd dezelfde avond nog bloedworst van gemaakt. Daarna werd er heet water over het varken gegooid om de haren te verwijderen. Ook dat was een hele klus en zwaar werk.
Het varken werd vastgeknoopt op de ladder, recht opgezet, opengesneden en de ingewanden eruit gehaald. Zelf heb ik de maag een paar keer gedroogd en opgeblazen, om daar later een bal van te maken. De nieren werden gebruikt en de lever natuurlijk ook voor de leverworst. De darmen werden schoongemaakt om later te gebruiken voor de metworst. De rest was afval, maar moest wel achter de hand blijven, want zo open gesneden kwam er de volgende dag eerst een keurmeester bij. Dit om het vlees te keuren en met een paar ronde blauwe stempels op het vlees. Het werd bij ons altijd goed gekeurd. De dag daarop kon de slager weer verder en werd het varken in tweeën gehakt. Dit werd op een tafel gelegd en klaar gemaakt voor de diepvriezer. Een gedeelte ervan, want de schenke ging natuurlijk in de wieme (vaak vier haken aan het kamer plafond) met twee balken er tussen en een laken er omheen tegen de vliegen en het lekken van het vet.
Mijn vader was er dol op en moest iedere avond wel even keuren of de schenke al droog genoeg was en wel goed op smaak was gemaakt met kruiden en zout. De schenke was bedoeld om de hele winter van te eten maar was vaak met kerst al opgegeten. Ook werd er kanensmeer gemaakt, voor de liefhebber, reuzel met spekjes. Net zoals bloedworst, voor de één een zegen, voor de ander een nachtmerrie. Het vlees werd door de slager netjes afgewerkt in karbonades, biefstuk, schnitzels en dergelijke allemaal in de gunst van de klant. Er werd gekeken wat het beste vlees was voor de metworst. Meestal werden 75 stuks vlees gemalen in een worstenmolen met ijzeren toet aan de voorkant, schuin af gesneden waar dan voorzichtig de gewassen darmen om heen werden gemaakt. Dit was een geduldig klusje, want je wilde de darmen niet beschadigen, omdat dit niet bevorderlijk was voor een goede metworst.
Meestal werd het vlees in een kleine wastobbe gedaan, gezouten, gekruid, waarna het werd gekneed en dan ging het de worstenmolen in (gehaktmolen mag ook). De molen werd vastgedraaid op de hoek van de tafel en ik mocht draaien. Mijn moeder begeleidde deze de tafel op en om de 40 cm werd er een vliegertouw (sollegoarn) om geknoopt. De worst werd in U-vorm aan elkaar geknoopt en op een stok gehangen achter de wieme om te drogen (moest ook bijna iedere avond worden geproefd). Zelf vond ik de leverworst het allergoorste. Nu, na al die jaren, eet ik het weer, maar vroeger ging ik bijna over mijn nek als ik boven de varkenspot stond. Bijna alles wat er over was van het varken ging in de kookpot in het schuurtje. Gekookt op de driepoot met gasfles en waston (wasoaker). Alleen de ogen werden verwijderd, maar de kop en alle bot resten werden afgekookt. En de poten, die kwamen natuurlijk in de snert terecht!
Als alles gekookt was, werd dit gezeefd en samen met de lever werd het kleffe spul, in een omhulsel gedaan van ongeveer 6 tot 7 cm rond en 30 cm lang. Dan had je ongeveer een stuk of 10 leverworsten om te drogen. Volgens de kenners was dit een heerlijke traktatie. Persoonlijk vond ik het slachten van een koe, die we thuis slachtten, niet zo spectaculair. Wel was er een hoop vlees en meestal kwam een halve koe bij ons in de diepvries terecht en de andere helft werd verkocht aan de liefhebbers. Het doden van een koe was wel spannend en daar mocht ik niet te dicht bij staan. In mijn hele jeugd heb ik eigen gefokt vlees gegeten en we wisten ook niet anders. Kippensoep op zondag, dan was de oudste kip aan de beurt, want ja die legde bijna geen eieren meer. Deze kip werd op de post (oprijplank voor de kruiwagen)gelegd op de mestbult en met één klap sloeg mijn vader de kop er af. De kip werd geplukt en er werd soep van gekookt. Ook hadden we in die tijd konijnen en die eindigden net als de bekende Flappie. Zelfs kalkoenen hebben we gehad, want ja de vooruitgang gaat maar door, zal ik maar zeggen. Het huisslachten werd later verboden, je moest er mee naar de slachterijen en daarmee ging de romantiek er wel een beetje af. In de jaren 80 gingen we net als ieder ander gewoon naar de slager.
Old Monker