Bloemen

Op bepaalde tijden van het jaar boomt de bloemenhandel: Moederdag, Valentijnsdag, kerst en Oudejaarsdag. Het zijn altijd de vrouwen, die bloemen krijgen. Zelfs als er een orde of een ander eerbewijs aan mannen wordt toegekend, krijgen hun vrouwen, als ze er tenminste bij zijn, een boeket bloemen. Vrouwen waarderen dat en vinden het leuk. Ze houden van bloemen, want ze zijn kleurrijk en esthetisch, ze ruiken lekker en zijn duur. Ze zijn er trots op en weten er thuis altijd wel een goed plekje voor. Bloemen versieren de woning, de tuin, maar ook de doodskist en het graf. Als er twee mensen trouwen krijgt zij een bruidsboeket, terwijl hij genoegen moet nemen met een bloem in z’n knoopsgat. Als er een vrouw in het ziekenhuis ligt krijgt ze bloemen. Ze zijn een streling voor het oog en bevorderen de genezing van de patiënte. Mannen krijgen in zulke gevallen bananen of stiekem een flesje jenever.

Ik koop ook wel eens een boeketje voor mijn vrouw, vooral ’s winters als verse bloemen en mooie kleuren niet zo vaak voorkomen. Dat vindt ze altijd leuk en wil weten, wat ze gekost hebben. Daarom doe ik dat nooit op Valentijnsdag, want dan bederft de prijs het genoegen. Met rozen moet je altijd erg oppassen. Rode rozen hebben iets met de liefde te maken. Daarom is het niet verstandig om rode rozen aan een kennisje te geven. Als je zo iemand je genegenheid of iets ergers kenbaar wil maken, kun je dat beter een beetje verbloemd doen.’Sub rosa’ zei men vroeger, onder de roos dus.

Eens moest ik mijn zoon de voortplanting van de bloemen uitleggen. Dat was erg eenvoudig, veel eenvoudiger dan die van dieren of mensen. Dus pakte ik een stift en tekende een pracht van een bloem op een stuk papier, vertelde hem hoe die deeltjes heetten: meeldraden en stuifmeel, dat via de stamper in het vruchtbeginsel terecht kwam en wat er dan gebeurde. Dat was dan een soort bevruchting, voortplanting dus, verklaarde ik hem. Hij knikte begrijpend en ik was blij dat hij niet meer wilde weten. Er kwam namelijk voetballen op de televisie. Tijdens de pauze kwam hij weer naar me toe. Als dat klopte, wat ik hem zojuist verteld had, zei hij, dan liepen de bloemen toch eigenlijk altijd met hun geslachtsdelen te koop? Daar was ik nog nooit op gekomen, maar vond dat wel een juiste conclusie. Weer knikte hij begrijpend en zei toen: “Nou begrijp ik waarom mannen de vrouwen zo vaak bloemen geven!”

Albert Lohof