Crísjes Kiek

Onze honden dragen kleding. Héél gek vinden sommige mensen dat. Zij denken dat we dat doen als een soort van fashion-statement, zeker omdat ze vaak matchende truitjes dragen en allemaal hun eigen kleur hebben (handig met de verschillende maten, ik weet dan tenminste welke trui van welke hond is). Mensen denken soms ook dat onze honden een soort van accessoires zijn voor ons, dat we met hen een boodschap van ‘kijk ons eens hip/sociaal/yuppie/alternatief o.i.d.’ uitdragen.

 

Niets is minder waar. Onze honden, windhonden, dragen truitjes, speelshirts en winterjassen uit noodzaak. Zij hebben geen vetweefsel en weinig beharing, geen ondervacht zoals de meeste honden wél hebben, en sommige hebben zelfs een hele kale borst/buik. En ze krijgen het dus koud, net als wij. Wij lopen, zelfs de erg behaarde mannen onder ons, toch ook niet zonder jas buiten als het minder dan 15 graden is? En ook wij kruipen ‘s avonds graag onder een dekentje op de bank, toch? Dus winter/regenjassen en lekker warme fleecetruitjes zijn noodzakelijk, in het najaar en de winter.

 

In de zomer dragen ze vaak dunne speelshirtjes, niet noodzakelijk, maar wél praktisch. Omdat windhonden zoals gezegd weinig vacht hebben en een erg dunne huid die heel strak over de spieren spant, lopen ze snel wondjes op. Als je ziet hoe ze met elkaar spelen en hoe hard ze door de struiken rennen, snap je dat wel. Windhonden vinden het heerlijk om elkaar op te jagen en opgejaagd te worden, tot grote snelheid. Dat doen ze door elkaar te ‘sneppen’, met de voortandjes in elkaars billen bijten. Dat dit tijdens het rennen weleens uit de hand loopt, is een gegeven. Soms met flinke winkelhaken tot gevolg. Dat betekent, dierenarts, hechtingen, narcose, soms zelfs een drain en een kap. Kortom; ellende en pijn voor de hond! Nog afgezien van de kosten, dan is een speelshirtje dus echt veel goedkoper.

 

Dat gezegd hebbende, verder zijn onze honden dus echt gewoon hond. Ze blaffen, worden vies als ze buiten spelen, laten stinkende scheten (vandaar de naam ‘wind’honden), eten brokken met af en toe een restje van ons bord en gedragen zich niet altijd welopgevoed.

In tegenstelling tot sommige honden die bijna vermenselijkt worden door hun baasjes. De hond kan er niks aan doen natuurlijk, die vindt het (denk ik) niet nodig en begrijpt het niet.

Het gaat van verjaardagsfeestjes tot veganistisch eten, complete bruiloften die georganiseerd worden en honden die in alle kleuren van de regenboog geknipt en geverfd worden. Waar komt die behoefte toch vandaan? Sinds wanneer is een hond in zijn natuurlijke schoonheid niet mooi of bijzonder genoeg meer?

 

Is het een overschot aan geld en tijd van de baasjes? Of symboliseert het juist een tekort aan iets? Aan intermenselijk contact, echte vriendschap of liefde? Zijn de menselijke relaties zo ingewikkeld geworden dat een relatie met een hond makkelijker is?

Eenzaamheid is een groot probleem in deze individualistische maatschappij. Iedereen is steeds meer op zichzelf gericht en er is steeds minder ‘naoberschap’, mensen zijn minder betrokken bij elkaar. Best logisch dat dit in sommige situaties gecompenseerd wordt met de onvoorwaardelijke liefde en trouw van een hond. En ook best begrijpelijk dat je dan de behoefte krijgt om die hond wat meer menselijk te benaderen. Wie voert er nou nooit een gesprek met zijn hond, die luistert tenminste naar je zonder oordelen!

 

Wat zou het mooi zijn als we dit wat zouden kunnen keren; dat mensen weer meer aandacht voor elkaar krijgen, weer naar elkaar omzien. Ik denk dat iedereen, inclusief de honden, daar gelukkiger van zou worden!

Annemieke Kok