Plaske

de Kiek Valthermond

Buiten is het donker en met donker bedoel ik ook echt donker. Je ziet geen hand voor ogen, zeggen ze wel eens, maar zo donker is het dus niet. Daar ik wel het profiel van mijn hand voor ogen zie en voel dat mijn hand nat wordt als ik hem uit mijn zak haal en voor m’n ogen houd, om te zien of het echt wel zo donker is.

 

De straat glimt van de nattigheid. Terwijl er een auto met volle vaart langs me heen scheurt, door een diepe plas alwaar ik net langs loop (maar hem niet kan zien omdat het zo donker is) voel ik dat m’n broek doorweekt raakt van het water dat uit die plas omhoog geworpen wordt. Woest steek ik m’n natte hand in de lucht, terwijl ik me realiseer dat dit geen zin heeft daar het donker is en het ook nog regent, of de bestuurder moet helderziende zijn.

 

Rain is falling

Maar dan zie ik de remlichten opvlammen, de auto tot stilstand komen en in volle vaart achteruit rijden totdat hij ter hoogte van mij tot stilstand komt. Het portier gaat open en ik wacht op wat komen gaat, daar ik in het donker geen zicht in de auto heb en er ook niemand uitstapt.

Dan begint er vanuit de auto muziek te klinken, die steeds luider wordt en ik vang een tekst op als iets van: ’Rain is falling on my head and I’m getting wet.’ Dan plots komt er een gedaante vanuit de auto omhoog

en kijkt me recht in de ogen, tenminste, dat voelt zo, maar hij draagt een grote zonnebril met ronde glazen die je wel eens door dames gedragen ziet, maar dit is zeker geen dame. Een zware stem klinkt door het donker en bast: “Hallo, ik ben Siep Donker, helderziende, mag ik weten waarom u een vuist naar mij opstak?” En voor ik antwoord kan geven zegt hij al, “vanwege uw natte broek natuurlijk, ik ben niet voor niets helderziende. Ha Ha.”

 

Glühwein

Langzaam komt hij om de auto heen lopen. Gelukkig duurt dat even daar het een stationwagen is. Die zijn nogal lang, dus heb ik twee seconden langer de tijd om na te denken: wegrennen of blijven staan. Ik ben niet bang dus ik blijf staan, we zien wel even wat er gebeurt.

“U denkt nu zeker dat ik u ga slaan,” bast hij, “maar waarom, u heeft die plas daar toch niet gedaan, ha ha, of wel soms? Want dan word ik erg boos, daar ik niet van mensen houd die zulke grote plassen doen. Maar ter zake, rij met mij mee naar huis, we wassen en drogen uw broek onder het genot van een lekker glaasje glühwein en ik zet u hier straks weer af bij deze plas. Lijkt u dat een goed idee?”

 

Teddybeertje

Mijn hersens kraken, ja wat moet ik, mijn broek is nat en een glaasje glühwein lust ik wel voordat ik weer naar mijn kartonnen doos onder de brug ga en in een natte broek vat ik nog kou ook misschien, dus laat ik de gok maar wagen. We stappen in de auto die behaaglijk warm is en ik zak onderuit in de leren stoel, gelijk genietend van de rit.

Het is denk ik alweer twee jaar geleden dat ik in een auto heb gezeten en dat was toen nog wel een politieauto, die mij naar het bureau bracht voor een heerlijk nachtje in een warme cel, nadat ik in een winkel een teddybeertje had gestolen om me ’s nachts gezelschap te houden onder de brug.

 

Overkapping

Nu zoefden we over de weg en ik hoop er een beetje op dat we een eindje moeten rijden voor we bij zijn huis zijn. “Ik rij een rondje extra als ik je weer naar je plas breng” bast hij. Och ja, helderziende, niets meer denken, hersens op slot. Al snel komen we in een duur uitziende wijk alwaar we in een afgelegen straat een oprijlaan opdraaien en tussendoor de bomen, tenminste dat vermoed ik daar het nog steeds regent en erg donker is en ik dus niet veel zie. We komen tot stilstand voor een villa met een trap naar de voordeur. “Stap maar uit en loop naar de voordeur, mijn vrouw doet al open.”

Ik stap uit en constateer dat het droog is, waarop ik omhoog kijk en zie dat we onder een overkapping staan vanwaar je zo naar de voordeur kunt lopen. Het lijkt wel wat op mijn dooswoning onder de brug, alhoewel ik denk dat er hier niet dag en nacht auto’s over het dak rijden. De voordeur gaat open en een vrouw met een wilde bos haar in een tuinbroek en een geruit overhemd staat voor mijn neus. Eigenlijk sta ik voor haar neus, zij woont hier tenslotte, tenminste daar ga ik van uit, hij had het over, mijn vrouw. Maar wat maakt mij dat eigenlijk uit, als mijn broek maar droog komt.

 

Struikelen

“Wie ben jij nou weer,” vraagt ze, “mijn man brengt ook maar van alles mee naar huis.” Waarop ik haar gelijk niet meer mag, of ze m’n broek nou strijkt na het wassen en drogen of niet. Maar ik sta wel even met mijn mond vol tanden, alhoewel ik dat mijn leven lang al sta.

“Uw man heeft een kist gestolen whisky van mij gekocht en die kom ik gelijk even afrekenen,” flap ik eruit en loop brutaal naar binnen, waarop zij achteruit deinst, over de mat struikelt en pardoes op haar bips op de harde tegelvloer stuitert, zodat haar de tranen in de ogen schieten van de pijn en mij van het lachen.

Eigen schuld dikke bult zullen we maar zeggen en die bult heeft ze waarschijnlijk ook wel na zo’n val op de bips.

 

James

“Wat doe je nu,” bast de inmiddels binnen gekomen helderziende, maar hij weet het al, hij is ten slotte helderziend. Gelukkig hoeft zij niet mijn broek te wassen, daar er plots een soort van James vanuit het huis verschijnt. Waarschijnlijk op het geklaag van de vrouw af gekomen. Hij helpt haar overeind en loopt, haar ondersteunend, het huis in. Ik heb haar niet meer terug gezien.

De James komt, nadat hij mevrouw ergens heeft gedumpt, mij vragen me van m’n broek te ontdoen zodat hij hem kan reinigen. Ik ga met de helderziende een glühwein drinken, als ik die tenminste wil of dat ik liever een glaaske whisky zou gehad willen hebben. Nou dat slaat deze jongen van de dooswoning niet af. De laatste fles, wel gestolen dan (van de wind kun je geen whisky kopen) is alweer zo’n vijf jaar geleden.

 

Nieuwe broek

Na één, twee, drie whisky’s komt James binnen met mijn schone en gestreken broek, die ik weer kan aantrekken en dus vertrekken. Op de vraag waar of ik eigenlijk woon, antwoord ik: “In De onder de Brugstraat.”

“Die weet ik en het is nog dichterbij dan je grote plas. Zal ik je thuis brengen, das misschien beter na al die whisky.” Zelf heb ik nog nooit van die straat gehoord en zeg hem dat ik liever bij m’n plas wil worden afgezet. Waarna hij gelukkig niet aandringt en na een flinke omweg, waarbij ik heerlijk onderuit gezakt in de leren kussens van de auto geniet van de rit, stoppen we precies voor de plas, zodat ik er bij het uitstappen nog bijna instap ook. Hij reikt mij nog een plastic zak aan en zegt: “Ik ben helderziende, weet je nog wel. Slaap lekker in je woning in De onder de Brugstraat, deze is om jezelf nog een beetje te warmen.” In de zak zit een fles heerlijke whisky en een envelop met een bankbiljet en een briefje: “Dit is voor een nieuwe broek, niet voor whisky.”

 

De andere dag is het droog en de plas zo goed als verdwenen. En das maar goed ook, anders zou m’n nieuwe broek weer snel vies zijn.

Aad Lubbe