Turfwol

Kiek op de Mo(a)nd Valthermond

In 1886 kregen de Burgemeesters in de gemeenten in ons land, waar veengronden lagen, een brief en een prospectus van twee heren uit Maastricht. Zo ook belandde een dergelijke schrijven te Exloo op het bureau van de burgermeester J.G. Borgesius. De gemeente Odoorn behoorde in die tijd tot de gemeenten waar de grootste veencomplexen van het land lagen. De briefschrijvers vroegen aan de burgemeesters of deze opgave zou willen doen of er in de gemeente voorkomende veengronden ook turflok of turfvezels voorkwamen. Als dat zo zou zijn dan wilde men graag een opgave hebben van de grote van de veengronden.

Zij vroegen excuus voor de vraag, maar zouden het toch gaarne weten, omdat het ging om het door ons beoogde doel: het grondvesten ener nieuwe nationale industrie, welke voor de stoffelijke ontwikkeling van ons land van veel betekenis belooft te worden. De aanvragers, G. Béraud en J. Dolk, hadden tevens een mooi uitgewerkte prospectus bijgevoegd en daar stond ondermeer het volgende in te lezen: Na langdurige proefnemingen is de eerst ondergetekende, J. Béraud, er in geslaagd deze zogenaamde turfvezels diensbaar te maken aan de nijverheid, door ze te verwerken tot vlokken die veel overeenkomst hebben met wol. Aan deze nieuwe vezelstof is door de uitvinder de naam ‘Béraudine’ gegeven. Even verder lazen we in de prospectus: Ofschoon de Béraudine voor verschillende doeleinden bruikbaar is, ontleent zij echter de grootste waarde aan hare eigenschap van tot garen te kunnen worden gesponnen. Van welke garens alle soorten gebreide en geweven stoffen kunnen worden vervaardigd. De Béraudine, waarvan de natuurlijke kleur bruin is, kan geverfd worden en is tevens vatbaar voor bleking, zodat daarvan garens in alle kleuren kunnen worden vervaardigd.

Het grootste belang dezer uitvinding springt in het oog wanneer men in aanmerking neemt, dat de hoge venen in Nederland ongeveer ene oppervlakte beslaan van 150.000 hectaren en dat de daarin aanwezige hoeveelheid vezelstof op 1500 miljoen kilogram kan worden geraamd. Deze aanzienlijke massa tot nog toe waardeloze turfvezels kunnen voortaan in de vorm van Béraudine strekken ter gedeeltelijke vervanging van de zo dure wol, die voor het merendeel uit het buitenland moet worden betrokken. Door een oordeelkundig gebruik van deze goedkope vezelstof, afkomstig uit onzen eigen bodem en daarin overvloedig voorhanden, zal het voor de Nederlandse spinnerijen en weverijen mogelijk zijn voor hare fabricaten ene markt te vinden. Zelfs in die landen waar hoge beschermende rechten worden geheven! De beide ondernemers kochten voor deze ‘Nationale industrie’ in Maastricht reeds een fabriek met een daarbij behorende waterval, welke voor de aandrijving van de machines en werktuigen zorgen moest.

In toelichting op de prospectus meldt men verder: De resultaten van deze fabriek hebben voorlopig in alle opzichten aan de verwachting beantwoord. De uit een mengsel van wol en Béraudine vervaardigde lakens, waaraan op de internationale tentoonstelling te Antwerpen ene bekroning is ten deel gevallen, hebben geheel en al het voorkomen van enkel wollen stoffen en zijn even duurzaam, terwijl ze beduidend minder in prijs zijn, tengevolge van de geringe waarde van de turfvezels, die goedkoper zijn dan alle andere vezelstoffen. Door de grote weverijen in Frankrijk en elders zijn ons contracten voorgesteld voor de levering van aanzienlijke partijen garens van Béraudine. Wij hebben echter de bestellingen niet kunnen aannemen, aangezien wij niet over genoegzaam materieel en voldoende drijfkracht beschikken. Wij wensen om die reden aan onze fabriek zodanige uitbreiding te geven dat dagelijks kunnen worden vervaardigd duizend kilogram garen, welke garens gedeeltelijk als zodanig in den handel worden gebracht en gedeeltelijk tot stoffen zullen worden geweven. Voor de inrichting ener machinale spinnerij en weverij met toebehoren van dien omvang is in het geheel nodig 500.000 gulden, hoofdzakelijk tot aankopen van materieel. Ter bereiking van het door ons beoogde doel, wensen wij een vennootschap te vormen met genoemd kapitaal, verdeeld in 500 aandelen van duizend gulden. De bestaande fabriek zal worden ingebracht in de op te richten vennootschap, waarvan de statuten in ene vergadering van belanghebbenden zullen worden vastgesteld. De eerste ondergetekende, G. Béraud, zal de technische leiding van de fabriek op zich nemen, terwijl de tweede ondergetekende, J. Dolk, zich met het geldelijk beheer zal belasten; een en ander onder toezicht en met medewerking van commissarissen, door de aandeelhouders te kiezen.

En op de laatste regels van het prospectus staan de optimistische woorden: Op grond van de reeds verkregen resultaten kan op een jaarlijkse dividend van minstens dertig procent gerekend worden, hetgeen wij door bewijzen konden staven! De bedoeling van de briefschrijvers was dat de gemeenten welke de turfvezels zouden aanleveren één of meerdere aandelen in de nieuwe fabriek namen à duizend gulden. Burgemeesters en Wethouders zullen het schrijven met belangstelling gelezen hebben en ook zeker de grote verveners binnen de gemeente hebben geraadpleegd. Het gelikte verhaal leek te mooi om waar te kunnen zijn. Maar ook de gemeentelijke financiën lieten een ongewisse uitgave van duizend gulden niet toe. De Gemeente had daarbij ook nog eens te kampen met een negatieve begroting. In 1886 bedroegen de inkomsten zo´n 30.000 gulden terwijl de uitgavenpost 32.000 gulden bedroeg. Maar ook elders in den lande was blijkbaar niet veel animo om jaarlijks dertig procent dividend op te strijken. Van het plan tot realisatie van een groot turfwolfabriek is nooit meer wat vernomen!

Jakob Westendorp