Crisje ging in Brabant elke week een dagje mee naar mijn school, waar kinderen die uitgevallen zijn binnen het regulier onderwijs en jonge statushouders les krijgen. Dat was natuurlijk heel gezellig, voor mij en voor haar, want wij zijn graag samen. Maar ze ging mee om een andere reden. Crisje heeft samen met mij een opleiding gevolgd. Een opleiding tot co-coach waarbij ik tegelijkertijd opgeleid werd tot coach-met-hond. Super leuk en spannend, voor ons allebei!
Toen ik voorstelde op de school om Crisje mee te nemen en haar een rol te geven in het ondersteunen van de leerlingen daar, werd er meteen heel enthousiast op gereageerd. Een van de leerlingbegeleiders vroeg zelfs of “ik daar gísteren al mee kon beginnen”. Ook de directie stond achter het idee en zo ging Crisje elke week met mij mee. In het begin alleen om te wennen aan de omgeving en aan ál die verschillende mensen.
Dat wennen lukte goed, ze wist al snel welke conciërge altijd een koekje voor haar had. En dat haar mandje in de kast op mijn kamer lag. Daar duwde ze met haar neus tegenaan zodra we binnen kwamen; dat mandje moest er uit en voor de verwarming gelegd worden.
Sommige leerlingen schrokken wel even als ze mij met Crisje zagen binnen komen; Crisje is natuurlijk best groot en niet alle leerlingen op deze school zijn gewend aan de omgang met honden. Gelukkig is Crisje heel relaxed en rustig in het contact, dus steeds meer leerlingen durfden haar te benaderen. Op deze manier vervulde Crisje dus, zonder het zelf te weten, al een rol in het wennen van leerlingen aan het contact met honden.
In mijn spreekkamer, tijdens gesprekken, hoeft Crisje eigenlijk niets te doen. Haar taak bestaat uit het ‘hond-zijn’ en laat ze daar nou héél goed in zijn! Ze hoeft niets, maar mag natuurlijk wel van alles.; ze mag koekjes aannemen, ze mag geluid maken, ze mag contact zoeken. Alles wat zij voelt en uit, is goed en bruikbaar in het gesprek. Zij spiegelt de energie, de emoties, het non-verbale gedrag van de leerlingen. Dit kan ik gebruiken om inzicht te geven, als ‘zachte’ confrontatie.
Tegelijkertijd is de aanwezigheid, het aaien van Crisje, heel rustgevend, het verlegt de aandacht en vermindert de spanning in het gesprek.
Hoe de aanwezigheid van Crisje dan kan werken in de praktijk? Een voorbeeld:
Er was een leerlinge aan het vertellen over haar ingewikkelde relatie met haar moeder. Ik kon zien dat ze spanning opbouwde tijdens het vertellen. Haar ademhaling ging hoger, haar stem klonk steeds meer afgeknepen, maar ze hield stug vol en beheerste haar emoties. Ineens, zonder aankondiging, slaakte Crisje een héle diepe zucht, zo eentje die vanuit haar tenen kwam. De leerlinge stopte met vertellen omdat de zucht zó aanwezig was. Ik zei haar dat ze het voorbeeld van Crisje wel mocht volgen. Dat deed ze en ze zuchtte zó diep dat ze meteen begon te huilen door alle spanning die ze los liet. Crisje stond op en legde haar kop heel even op de arm van het huilende meisje.
Dat was het, en meer hoeft het ook niet te zijn. Maar wat was dit móói voor mij om te zien en voor de leerlinge om te ervaren. Spanning loslaten, emoties laten gaan, en daardoor ruimte creëren.
De leerlinge had daarna ruimte, lucht (letterlijk) om te kijken naar wat er wél goed ging met haar moeder en hoe ze hierop kon verder bouwen. Crisje lag ondertussen al weer rustig in haar mandje naar buiten te kijken. Haar werk zat er op in dit gesprek, koekje dubbel en dwars verdiend!
Annemieke Kok