Ik woon nu bijna een jaar op deze plek en als ik uit het keukenraam naar buiten kijk, terwijl ik de afwas doe, word mijn horizon in tweeën gesplitst door een hoge vlaggenmast. Hij is wel zes meter hoog en van kunststof, waar dan de hele dag, als het waait, ook nog zo’n touwtje tegen de mast aan tikt. Nou ben ik helemaal niet zo’n vlagger, behalve misschien met vijf mei, maar daar zie op dit moment ook niet zo de humor van in met al die mensen die hier enige vorm van veiligheid zoeken vanuit een land in oorlog. Voor mijn kinderen de vlag uit hangen met de schooltas aan de stok geknoopt als ze geslaagd zijn hoeft niet meer. Die wonen al jaren niet meer in het ouderlijk huis en hadden trouwens toch liever een nieuwe fiets voor hun goede cijfers als een wapperende vlag om de buurt te laten weten dat ze van school af waren en aan het werk moesten. Het nut van, met Koningsdag voor het koningshuis vlaggen, heb ik nooit zo begrepen, alsof zij mijn verplichte vrije dag zouden betalen. Blijft over vier mei, half stok, maar daar heb je geen mast van zes meter pal voor het raam voor nodig, dus vroeg ik mij na er een jaar tegenaan te hebben gekeken af waarom hij er nog steeds staat.
De buurman heeft een heftruck en toen ik hem daar vorige week voor zijn loods mee aan het werk zag heb ik hem gelijk gevraagd de paal er even uit te willen trekken, iets wat hij geen probleem vindt en tien minuten later heb ik een breed uitzicht over de akkers zonder een storende witte kunststof paal met een klapperend touwtje voor mijn neus.
De bedoeling is om hem in stukken te slijpen en naar de gemeentelijke stort te brengen, maar toen bedacht ik dat misschien een van mijn buren hem wel zou willen hebben. Het is toch zonde om hem te verschroten als er nog een liefhebber voor is. De buren blijken geen interesse te hebben, maar het inmiddels ontstane idee van mijn vriendin om hem aan de straat te leggen met een kaartje ‘gratis meenemen’ lijkt ook mij een prima optie. Zo gedacht zo gedaan, die middag nog maak ik een kaartje en sleep de mast naar de straat waar ik hem schuin omhoog tegen een boom aanzet en het kaartje eraan bevestig.
De volgende dag zie ik mijn buurman aankomen bij zijn werkschuur en loop direct naar hem toe omdat ik een vraag aan hem heb over een onderwerp wat hier totaal niet terzake is, maar gelijk als hij uit z’n auto stapt laat hij mij weten dat, dat niet de bedoeling is, waarop ik hem vragend aankijk en mij afvraag wat voor iets er niet de bedoeling is, maar dan wijst hij mij op mijn vlaggenmast die tegen zijn schuur aanligt.
Terwijl we ons afvragen hoe, wat, waarom en wie dit gedaan heeft komt een buurman van verderop in de straat aanlopen en probeert ook het raadsel te verklaren. Maar ook hem lukt dat niet. Wel heeft hij waarschijnlijk een oplossing voor de vlaggenmast, een kennis van hem heeft zeker interesse zegt hij en gaat haar gelijk bellen. En ja hoor, geregeld, hij zal hem over een paar dagen op zijn autodak knopen en naar haar toebrengen en zolang mag hij wel, hoewel dat niet de bedoeling is, tegen de schuur van de buurman blijven liggen.
Al ik die avond rond zes uur in de auto stap zie ik dat de vlaggenmast is verdwijnen en gaat mij een lampje branden. Waarschijnlijk heeft iemand die ‘s morgens vroeg op weg naar z’n werk, interesse in de mast gehad om hem na zijn werk op te halen. Zo zijn er in één dag al twee liefhebbers die nog een reden zien om te vlaggen.
Als ik deze blog zit te schrijven (typen) hoor ik op de radio het nieuws waarin ze vertellen dat de Keukenhof sinds twee jaar weer open gaat en weer in zijn volle kleurrijke pracht te zien zal zijn. Ergens in mijn achterhoofd doet mij dit ook aan vlaggen denken, maar dat komt misschien doordat ik vroeger, toen ik nog op school zat, ooit met de klas op excursie in de Keukenhof ben geweest. Waarschijnlijk hingen er toen al verbazend veel vlaggen rond de entree van het park.
Waar ik ook direct, maar dan in het voorhoofd, aan moet denken is, hoe mooi ik de bollenvelden ook vond en nog vind, het me als eerste doet denken aan rugpijn en koude handen. Het is namelijk zo, dat al die bloemen daar niet staan te bloeien voor de toerist, hoewel dit mooi mee genomen is, maar om de bol, die onder de grond zit te laten groeien, zodat die, als ze groot zijn voor export naar het land van die toerist toe kunnen worden gestuurd. En wil die bol snel groot worden dan moet hij niet al zijn energie in die bloem steken, maar in de bol. Dus moet die bloem er zo snel mogelijk vanaf.
In de tijd dat ik op school zat en op excursie ging in de Keukenhof werkte ik ook veel bij bloembollentelers, waar dan ook zo snel mogelijk, na de bestuiving van het bloemetje en het bijtje, je kent dat wel, de bloem van de plant moesten worden gehaald. Dat gebeurde met de hand. Je stond dan de hele dag gebukt boven zo’n veld met bloemen, in weer en wind, om de plant van zijn bloem te ontdoen, deze in een mandje te doen en dan van het veld naar een kar vooraan het pad te brengen.
Tulpen moest je er één voor één met een mesje afsnijden, narcissen klemde je tussen je vingers en trok je eraf en bij hyacinten, die een stuk lager blijven, ging je meestal op de knieën en ritste je al de kleine bloempjes, plantje voor plantje, eraf. En in die tijd waren er een paar spreuken die nog steeds bestaan, ‘Maart roert zijn staart’, ‘April doet wat hij wil’ en ‘De baas z’n centen zijn niet van blik.’ Tegenwoordig hebben ze voor deze werkzaamheden mooie machines waar je lekker in een verwarmd hokje op kunt zitten en doe je in één dag net zoveel als vroeger in een hele week.
En dat is nou iets waar ik wel de vlag voor kan uitsteken.
Aad Lubbe