Na ruim 5 jaar van omaschap – de eerste zwangerschap meegerekend – weet ik nog niet zeker of ik er al aan gewend ben. Of dat een mens daar überhaupt ooit aan went. Wennen we eigenlijk wel aan het ouderschap? Het moederschap? Ondanks de vergrijzing van de dorpen in deze gemeente, zie ik toch moeders met kleine kinderen, vrouwen met kinderwagens, vrouwen met buiken in Valthermond. Dat doet me altijd even denken aan m’n eigen tijd achter de kinderwagen. De tijd aan het handje naar school. Hoe deed ik dat, toen? Hoe doen jullie jonge vrouwen het nu, hier?
Wat ik nog heel goed weet uit die verleden tijd, is de grote dubbelheid die het moederschap met zich mee bracht. Aan de ene kant die met niets te vergelijken, onvoorwaardelijke liefde die ontwaakt. De verliefdheid op die hummeltjes. De apetrotsheid op elke verworvenheid, ieder hapje, ieder stapje. De eigenheid die je voelt met je eigen kinderen: dat is met niets te vergelijken. En aan de andere kant de grote vermoeidheid. De onwennigheid aan je nieuwe identiteit: moeder, terwijl wie jij tot dan altijd was, behoorlijk op de achtergrond raakt in die eerste jaren. Het gaat nooit meer in de eerste plaats om jou. Er zijn weinig tot geen momenten, dat je zelf iets plant dat je dan ook tot uitvoering kunt brengen. Het leven wordt volledig geregeerd door de behoeftes van het grut. En soms word je daar knettergek van. Maar in die tijd las je daar niet over in de boeken of in ‘Ouders van Nu’, dat toen net op de markt kwam. Gelukkige gezinnetjes van voor tot achter. Stralende vrouwen met verzorgde haren – maar wie heeft er gelegenheid om naar de kapper te gaan, in die eerste tijd? Gekleed in de laatste mode, onberispelijk, terwijl je in het echte leven direct en voor de rest van de dag onder het snot, kwijl en spuug zit en je dus voortdurend bevlekt en zuur ruikend door je dagen gaat. Stralende vrouwen in hun prachtige schone huizen, maar wie heeft er tijd om eens echt schoon te maken? Even snel stofzuigen als de baby slaapt, de frisse buitenlucht in met de wandelwagen en meteen een paar boodschappen halen. Thuis minstens twee wassen draaien en ophangen, want een droger was er toen nog niet. Kind in de box (wat een fantastische uitvinding en waarom wordt die steeds minder gebruikt??) en dan even koken. Met haperingen, want kind valt eens om, kan even iets niet pakken, verveelt zich, heeft alweer gepoept. Maar daar las je nooit iets over en er werd niet over gepraat. Roze wolk zonder randje. Ja, ja.
Ik had het grote geluk van een buurt met allemaal jonge moeders met grut in dezelfde leeftijden. Die allemaal mannen hadden die heel vroeg naar het werk gingen en pas thuis kwamen als het grut al naar bed was. Wij vrouwen werkten samen. Grut bij een van ons in huis, allemaal bij elkaar. Dan kon de rest eindelijk eens de ramen lappen of heel soms eens een uurtje naar de stad. En met twee buurvrouwen deden we aan taakverdeling over boodschappen doen en koken. Had je een week dienst, dan kookte je voor 3 gezinnen en deed daar ook de boodschappen voor. De vrouwen en kinderen aten samen, want de mannen kwamen daarvoor veel te laat thuis. Die hadden dan een ovenschaaltje. En de andere twee weken hoefde je er helemaal niet over na te denken: je kon zo aanschuiven. Dat hielp enorm. Wij vrouwen uit die buurt zeiden herhaaldelijk tegen elkaar dat we zelf maar eens een eerlijk boek moesten schrijven, over dat moederschap. Maar dat hebben we nooit gedaan, want daar hadden we het echt te druk voor. En we werkten niet eens, in die tijd! In die grote groep vrouwen was er maar één, die drie dagen in de week een dagdeel werkte. En haar kleintjes liepen dan gewoon bij de rest van ons mee. Later werd dat anders, althans voor mij. Zodra ze op school zaten kon ik wat gaan doen, en kreeg daarmee een deel van mezelf terug. En de rest van mij kreeg ik terug toen de kinderen uit huis gingen om elders te studeren en uiteindelijk een eigen plek in het eigen leven hadden opgebouwd. Het leek net alsof ik toen weer helemaal van mezelf was, en dat ook zo zou blijven want dat was toch de overgang en het welverdiende ontslag uit de vruchtbare jaren. Rust. Stilte. Ruimte. En daar gingen Jan en Jans: zonder kinderen naar Drenthe.
Dat heeft al met al maar luttele jaren geduurd. Toen kwam het omaschap. En daar gingen we weer, met de onvoorwaardelijke, allesverslindende liefde en betrokkenheid. Deze keer wel zonder de dagelijkse zorg, o groot geluk. En nu zijn die kindertjes op school. Dus hebben ze vakantie. En ze hebben werkende ouders. Dus daar kwamen ze, twee van de vijf, de zusjes. Een weekje vakantie bij oma en opa. Non stop vertier van zeven tot zeven. Dan opruimen, zelf eten, een avond-uurtje in doodse stilte en mogen we dan, alsjeblieft, ook naar bed. De hele dag: oma, gaan we bouwen, zullen we met de little pony’s, oma kunnen we verven, opa gaan we naar buiten, ik moet plassen, ik moet poepen, ik heb honger, thuis mag ik soms twee ijsjes, ik lust geen appel o ja toch wel, ik wil geen croissant o ja toch wel, mijn thee is te heet, eigenlijk wil ik liever appelsap. Soms lijkt het hoofd ervan te ontploffen. Jan, Jans en de kleinkinderen. In Drenthe.
Nu zijn ze weer naar huis. De laatste was draait, het speelgoed is opgeruimd en wat overblijft is het gemis. Aan de knuffels, het op schoot zitten, samen knutselen, de eindeloze gesprekjes en fantasieverhalen. Maar oma Jans is voorlopig weer opgeborgen en ik weet al bijna weer wie ik zelf ben.
Mirella