Kappertje, kappertje toch

Door de grenzeloze en onbegrijpelijke wijsheid van Postnl had mijn sociale leven in de maand december een dikke onvoldoende. Het leek de postboys van Postnl in al hun wijsheid verstandig om mij de kerstdruktemaand in Zwolle te laten doorbrengen en werken. De plaats werd ik al niet enthousiast van, van de werktijden werd ik lichtelijk depressief. Om vijf uur beginnen in de Hanzestad. Dan blijft er voor de sociale uitjes weinig tijd over. Dhr. Muiswinkel moet de lege plaatsen in Geert Teis op zijn gevallen. Althans dat hoop ik. Het sociale leven dus behoorlijk onder druk.

Gelukkig had ik mijn postroute nog in ons Valthermond. Maar dat is werk en daarin is het sociale geen prioriteit volgens de postboys. Een van de weinige uitjes die ik mij in de eerste wintermaand kon veroorloven was het bezoekje aan de kapper. Dat zijn ook wel hoogtepunten. Maar heel verschillende. Zeer warm en hartelijk ontvangen door M3. De plaatselijke variant van K3. Marlies, Monique en Manon. Daarna doorgelopen naar de kapper himself. Een beetje het gevoel van de koude douche na de sauna. Hij had de messen, scharen en de tong weer geslepen. Ik kon plaats nemen naast een levensechte klant. Wel een zwijgzaam type. Reageerde niet op mijn groeten. Niet op mijn pogingen op een gesprek te starten. Het werd wat ongemakkelijk. Maar het had ook een voordeel. Een geschikt iets om de pijnlijke stiltes in de kappersstoel te vermijden. De kapper had duidelijk wel een klik met de buurman. Keek af en toe heel tevreden en vertederend naar mijn buurman. Terwijl Marlies er naast stond.

Voelde me er ongemakkelijk bij. Na verloop van tijd toch maar eens informeren bij de M3. En zoals zo vaak bij uitleg viel ook deze keer het kwartje. Het was een zeer uniek wezen. Een bijna uitgestorven soort. Je ziet en zag ze zelden in ons Valthermond. Hoe de goede man heette was niet bekend. Waar hij vandaan kwam was nooit geheel duidelijk geworden voor de M3. Maar opperkapper Raymond had er duidelijke band mee. Ze lieten hem (de kapper) zijn gang maar gaan. Zolang het salaris werd betaald gunden ze hem deze eigenaardigheid. Naast de vele andere. Met een zucht werd wel verteld dat elke morgen het eerste wat hij deed was de beste man weer zijn plaats geven in de stoel. En ’s avonds kreeg hij zijn ereplaats in de winkel. “Maar wat of wie was het?” wilde ik nu wel weten. “Ach” zeiden dames, “na al die jaren van zweten, schaven, bijschaven, leren, bijleren, mislukkingen, schaamte,  twijfels, had hij eindelijk een tevreden klant. En hij heeft hem gelijk op laten zetten.”

Cliff