‘Valthermond gaat nooit verloren’

Voor het laatste interview van dit seizoen ging ik op bezoek bij de 85-jarige oud-Valthermonder Albert van der Veen. Ik zocht hem op in Emmen, in het gezellige appartement waar hij nu met zijn echtgenote woont. Albert nam mij een stukje mee door zijn levensverhaal en vertelde daarover met vooral een lach en af en toe met een kleine traan.

 

Mijn gesprekspartner Albert van der Veen (1936) is geboren in Nieuw-Weerdinge, de meest zuidelijk gelegen veenkolonie in onze regio. Hij was de jongste zoon in een gezin van vier jongens. Het gezin was beperkt in aantal. Dat kwam omdat zijn moeder, zo beschrijft Albert, een intelligente vrouw was die overtuigd was van de noodzaak van geboortebeperking. Zijn moeder gebruikte en verspreidde voorbehoedsmiddelen van de Nieuw-Malthusiaanse Bond, de voorloper van de latere NVSH. En even voor de historici onder ons: in Nederland was de pil tot 1969 alleen op medische indicatie beschikbaar en de openlijke verkoop van andere voorbehoedmiddelen was verboden. Alberts moeder was haar tijd dus ver vooruit. Of het aan de kwaliteit van de voorbehoedsmiddelen heeft gelegen, vertelt het verhaal niet, maar Albert was tien jaar jonger dan de jongste van zijn oudere broers.

 

Albert ging op school in Nieuw-Weerdinge en heeft daar tot het einde van de oorlog gewoond. Het gezin was, zoals we dat typeren, een arbeidersgezin. Zijn pa werkte in de aardappelmeelfabriek in Musselkanaal. Breed had het gezin het niet en luxe zaken zoals telefoon, wasmachine of een stofzuiger waren er niet. Maar positief is dat zijn pa altijd werk heeft gehad en dat leverde dus een vast inkomen op. Zomer en winter was en bleef hij in dienst van de fabriek.

 

WO II

De oorlogstijd heeft Albert heel bewust meegemaakt. Het gezin had het zwaar maar heeft het overleefd. Als Albert mij vertelt hoe de Tommies in de laatste weken van de oorlog laag over hun huis vlogen, zie ik aan zijn gezicht dat hij zich het angstaanjagende geluid van deze Engelse jagers nog steeds voor de geest kan halen. Wanneer ze ’s nachts overkwamen om Duitse doelen langs de grens te bestoken met hun bommen, zo vertelt Albert, dan kroop hij ver onder de dekens om het geluid maar niet te horen.

De Duitse zoeklichten die tijdens de nacht de hemel afzochten maakten het sinistere beeld compleet. Later kwamen de Tommies ook overdag. Dan werd er op school geoefend in het schuilen onder de bank. De hoge ramen in het klaslokaal, zo weet Albert nog, verhinderden dat de leerlingen naar buiten konden kijken.

De twee oudste broers van Albert werkten al voor de oorlog in Duitsland. Een van die broers heeft zelfs kort in een concentratiekamp gezeten maar ook die ontberingen overleefd. De uiteindelijke bevrijding door een Poolse legereenheid heeft een intense indruk bij Albert achtergelaten. Toen deze oorlogsperiode werd afgesloten was hij negen jaar oud.

 

Radio Oranje

Hoe triest deze periode ook was, de nog altijd positieve inborst van Albert levert ook een leuk verhaal op. Dat gaat over de Duitse buren van het gezin aan het Eerste Kruisdiep. Deze Duitse buren beschikten in het geheim over een radio. Hij was verborgen in de ‘bune’ van de boerderij waar ook hooi, graan en stro lag opgeslagen. Albert herinnert zich nog dat hij een keer op de deel liep en daar het Nederlands gesproken verslag van Radio Oranje hoorde. Zijn moeder schrok en prentte hem in dat hij dat niet mocht horen en weten. “Mijn bedrage aan het verzet is dus dat ik van niets wist als iemand mij ooit iets zou vragen”, vertelt Albert met een lach.

 

De nieuwe tijd brak aan

Het gezin Van der Veen verhuisde na de oorlog naar Valthermond. Een enorme overgang voor Albert, maar een die voelde als een verademing. Het gebeurde tijdens een mooie zomer toen hij op School 34 bij een juffrouw in de klas kwam, die niet alleen heel erg aardig was, maar die hem ook begreep. Hij vond het weer leuk om naar school te gaan. Wel constateerde meester Bots in een later jaar dat Albert achterstand had bij het rekenen. En deze goede man heeft Albert toen alsnog de grondbeginselen van het rekenen bijgebracht.

Albert kwam in Valthermond ook in aanraking met een ander dialect. In een korte geschiedenisles legt hij mij uit dat het dialect in Valthermond een combinatie is van Gronings, Drents en Duits. En ook een beetje Fries.

Het Bourtangermoeras (Duits: Bourtanger Moor) was een groot hoogveengebied op het grensgebied van Oost-Drenthe, Oost-Groningen en Emsland (Duitsland). De eerste ontginningen vonden al vanaf de Middeleeuwen plaats maar die kregen in de 19e eeuw een extra impuls omdat de stad Groningen behoefte had aan brandstof, aan turf dus. Het veengebied liep in Nederland tot aan de Hondsrug en daarom, zo legt Albert mij uit, spreekt men daar op de Hondsrug weer een ander dialect dan in het veen. Op het zand vond je immers geen Friese, Duitse of Groningse gastarbeiders die turf kwamen steken en dus had je daar geen taalinvloeden van buitenaf.

 

Doorstuderen

De plezierige lagere schoolperiode waarin hij echt ‘kind’ kon zijn werd afgesloten maar was ook een duwtje in de goede richting toen het ging om zijn uiteindelijke beroepskeuze. Hij bleef de school tot het eind toe leuk vinden, blonk uit in tekenen en etaleerde aan de hand van kleine getekende cartoons zijn creatieve gaven.

Albert studeerde op advies van het hoofd der school, en gesteund door een van zijn broers, verder op de Mulo in Ter Apel, ‘de HBS voor de arbeidersklasse’ zoals hij dat zelf zegt. Het was destijds ook heel bijzonder dat iemand uit het arbeidersmilieu verder ging leren. Hij behaalde daar het Mulo-B diploma en was daarmee binnen de familie een van de eersten die een middelbare schoolopleiding afrondde. Maar het stopte niet voor Albert, hij ging naar de Kweekschool voor Onderwijzers.

Onderwijzer worden

De melkboer, zo vervolgt Albert zijn verhaal, had een dochter die onderwijzeres was en volgens de melkboer betekende dat goed inkomen, een goed pensioen en veel vakantie. Verder bagatelliseerde hij het beroep nogal, maar het hielp Alberts vader wel over de streep. De nieuwe tijd was aangebroken.

Albert leerde tijdens zijn studie meer van de wereld kennen dan binnen zijn milieu ooit had gekund. Hij maakte kennis met musea, theaters, concerten en toneel. Deed aan buitensporten en studeerde opvoedkunde en psychologie. Albert genoot ervan!

De eerste twee jaar van de onderwijzersopleiding had vooral vormende waarde met vakken zoals wiskunde en literatuur. Op zijn literatuurlijst stonden bij aanvang van de studie meteen al 40 boeken en Albert heeft ze allemaal gelezen. Dit was echt literatuur. Hij leerde beter kijken naar teksten en ze ook interpreteren. Schrijvers als A.M. de Jong, die ook het arbeidersmilieu ontstegen was, met de verhalen van Merijntje Gijzens en Antoon Coolen met voor Albert herkenbare verhalen die zich afspeelden op het Brabantse platteland, spraken hem aan.

Omgangsvormen

Tijdens zijn studie in Winschoten ontmoette hij Elias Nauta uit Veendam. Diens vader was keurmeester van beroep. “Dat was een gegoed milieu”, legt Albert mij uit. “Bij het aan tafel leerde ik met mes en vork eten en thuis oefende ik dat tot ik het helemaal onder de knie had.” Ook leerde hij er bepaalde omgangsvormen. “Als je je voorstelt aan een dame, dan wacht je tot zij haar hand uitsteekt” en “een sinaasappel eet je in kleine partjes en niet met grote happen”. Samen met Elias ontwikkelde hij zijn tekentalent en leerde hij de stijlen van Van Gogh en Rembrandt herkennen en kunstvormen onderscheiden als impressionisme en expressionisme. Met Elias reisde hij helemaal naar Rotterdam voor een bezoek aan Museum Boijmans Van Beuningen. Elias en Albert zijn nog steeds hechte vrienden.

Toch weer Duitsland

Na zijn kweekschoolstudie moest Albert eerst in militaire dienst, volgde de officiersopleiding en werd gelegerd in Assen. “Dat was de afsluiting van mijn opvoeding” zo verhaalt Albert, “daar vielen alle beleefdheden en omgangsvormen weg”.

Na de diensttijd studeerde hij verder en behaalde in de avonduren de LO-aktes Frans en Engels. Dat kwam hem goed van pas want aan de Mulo in Musselkanaal hadden ze een leraar nodig die breed inzetbaar was. Het werd zijn eerste baan.

Na Musselkanaal kwam Stadskanaal en later zelfs nog zeven jaar Seedorf, de legerplaats van de 41e pantserbrigade. Hij zou nooit meer weggaan uit het Voortgezet Onderwijs. Hij vond het er geweldig, was jong en voelde zich daardoor geliefd onder leerlingen. “Je moet jezelf levendig houden” was en is nog steeds zijn motto!

Albert praat gemakkelijk en geanimeerd over tal van onderwerpen en over Valthermond in het bijzonder. Ons dorp heeft een warm plekje in zijn hart, zelfs het voetballen volgt hij nog steeds, en er verschijnt een glimlach om zijn mond wanneer hij zijn dierbare herinneringen op diept. Hij zong er in het kerkkoor en bleef altijd cartoons tekenen, relativerend en met lichtelijke spot. Zijn verhalen laten een man zien die zich al jong bewust werd van zijn talenten en die gelukkig de ruimte kreeg om ze te ontwikkelen

Het leek mij goed om een deel van zijn verhalen te delen met de lezers van de Kiek.

Richard Westerhof