Zuster Robertus

Kiek op de Mo(a)nd

In deze tijd hebben we het vaak over de zorg. Dan hoor je dikwijls “het gaat niet goed in de zorg”. Te weinig personeel en ga zo maar door. We gaan nu even terug naar begin jaren 60. In die tijd was er het Groene Kruis, dit noemen we nu wijkverpleging. Het groene kruisgebouw stond in Valthermond in de Doorsnee, de letters staan nog altijd op het gebouw, of beter gezegd, deze waren er in gemetseld. Het gebouw is jaren geleden omgebouwd tot een woning. De wijkverpleging zat hier vanaf 1926 tot 1960. Een wijkzuster uit die tijd was zuster Robertus. In de jaren 50 kreeg zij Valthermond onder haar hoede, op de fiets in uniform fietste zij haar ronde. Zuster Robertus fietste heel wat af door Valthermond.

In de jaren 60 waren er twee dokters in Valthermond. Begin jaren 70 kwamen de gebroeders Piet en André Hoen. De ene werkte voor in de Mond, de ander achter in de Mond. Ze werkten nauw samen en in overleg bezochten ze de mensen die zorg nodig hadden. Dit ging allemaal nog zonder telefoon! Veel ging via de huisartsen in gezamenlijk overleg, maar ze kregen ook veel via anderen te horen. “Ga ook maar eens kijken bij die persoon, want het gaat niet goed daar”. Oudere (bejaarde) mensen waren in die tijd veel op zichzelf en om hulp vragen deed men toen niet zo gauw. Men gooide de vuile was niet op straat werd er dan gezegd. Vaak informeerde men wel de straatventers zoals de bakker, de melkboer of groenteboer, door gewoon even een praatje maken. Dit noemde men bakkerspraat, het was geen roddelen maar meer een sociaal praatje.

Veel inwoners van Valthermond hadden in die tijd nog geen telefoon. Wanneer je hulp nodig had, dan ging je naar je naaste buren of mensen die wel een telefoon hadden. Overdag was het niet zo’n probleem om een dokter te raadplegen, maar in de nacht moest men er op uit voor hulp. In ernstige gevallen moest je zelf beslissen of je met de dokter wilde overleggen. Dus eerst kijken wie er telefoon had in de buurt, dan mensen wakker maken, daar de dokter bellen dan weer gauw weer terug naar de patiënt thuis. Een hele toestand in die tijd. Niemand die klaagde, men wist niet beter, mensen waren al lang blij dat er hulp was en kwam. Bij sterfgevallen was een luisterend oor ook heel belangrijk (naoberhulp), want wanneer iemand in de nacht overleed moest de begrafenisondernemer ook nog op de fiets in kennis worden gesteld.

Als ik dit verhaal schrijf hoor ik over de helden van 1963, de Elfstedentocht. Dan vraag ik me af hoe zuster Robertus deze winter in 1963 door zou zijn gekomen, op haar fiets in uniform. Volgens mij waren dit soort mensen helden. Met hulp van omstanders en boeren met paarden of trekkers werden ze naar de plaats van bestemming gebracht. Waar dit noodzakelijk was dwars door de sneeuwduinen heen. Bij een noodgeval werd weer gezocht naar buren die een telefoon hadden. Vaak op de fiets. In die tijd ging alles wel wat rustiger en dat moest ook, want alles duurde en duurde maar, ook de ambulance was zomaar niet aanwezig. Alles had zijn tijd nodig!

Het mooie van het vak van zuster Robertus waren, denk ik toch wel, de bevallingen die ze mee maakte. Ze was ook nog kraamvrouw en de meeste kinderen in Valthermond uit de jaren 50, 60 en begin 70 zijn door de handen van zuster Robertus opgevangen en op de buik van de moeder gelegd. Hoeveel kinderen ze te wereld heeft geholpen weet ik niet, dat staat vast wel ergens genoteerd. Het gebeurde wel eens dat er drie bevallingen tegelijk waren en zuster Robertus maar heen en weer fietste. Samen met de dokter hadden ze het er maar druk mee, vooral wanneer het niet helemaal soepel verliep, want snel naar het ziekenhuis was er in die tijd niet bij.

In de jaren 60 werd er een nieuw Groene Kruisgebouw gebouwd aan het Zuiderdiep, waar nu sportschool Traction in zit. De familie Wessel en Annie Ottens waren de beheerders en ze hebben jaren inpandig gewoond in dit gebouw. Inmiddels wonen ze al jaren in Musselkanaal. Zuster Robertus woonde in het oude Groene Kruis gebouw in de Doorsnee. Later in die tijd kreeg ze ondersteuning van zuster Visser en ook kregen ze hun eerste auto, een Daf automatic.

Het oude Groene Kruisgebouw zag ik zelf toch wel als een heel eng gebouw, waar dingen gebeurden, waar je liever geen weet van had. In het begin van de zestiger jaren kwam de kinderzorg op een hoger plan te staan. Er waren in die tijd vele kinderziekten waar geen behandeling voor was of waar niets aan werd gedaan, door een gebrek aan kundige mensen. Omdat dit beter moest werden wij bijna de eerste proefkonijnen. Het begon met de prik voor pokken. Ik heb er nog steeds de littekens van en vele lotgenoten met mij. Je kwam in je onderbroek in een rij te staan. Eerst werd je gewogen, want in die tijd was er nog veel ondervoeding. De zuster en de dokter stonden klaar met enge dingen en de meeste kinderen begonnen te huilen wanneer de prik werd gezet. De moeders stonden naast ons te troosten. Maar ik dacht “ik geen prik” en rukte mij los, ging er van tussen naar de toiletten, maar helaas er was geen ontsnappen aan. Ik werd gegrepen en schreeuwend weer terug gebracht. Maar toen was natuurlijk de hele rij in paniek; de dokter ging staan en sprak ons streng toe: “Rustig kinderen het is voor jullie eigen bestwil”. “Jaja”, dacht ik, “aan m’n hoela, ik wil weg”, maar ja, ik werd stevig vastgehouden. Toen ik aan de beurt was ging de dokter eerst rek- en strekoefeningen doen. Nadeel was dat hij dit deed met mijn armen en benen; hij kneep mij overal in! Ik was helemaal overdonderd, wat gebeurt er? Zegt de dokter “goed gekeurd, een gezonde jongeman, nu nog een prik en klaar”. Ik zette mij schrap en het bleek allemaal mee te vallen, ik had het overleefd. Vaak ben ik nog voor een herhaalprik geweest in mijn eerste levensjaren. Pokken, DKTP prikken, alles gehad en tot nu toe ook alles overleefd, zelfs de Corona.

Kiek op de Mo(a)nd

In de jaren 70 kwam ook tandarts Vos in het Groene Kruisgebouw. In die tijd een moderne tandarts en ik was een van zijn eerste patiënten. Deze tandarts boorde toen met water en je kreeg een afzuiging in je mond. Bij de vorige ging dat nog droog, dat stonk en je kreeg ook een vieze smaak in je mond. Het was dus een hele verbetering en ik ging bijna met plezier naar de tandarts. Eerst was er de schooltandarts en later tandarts Oldenziel in Musselkanaal. Jammer genoeg heb ik (en vele anderen) er een trauma aan overgehouden, maar dat is weer een heel ander verhaal!

Zuster Robertus moest ook met haar tijd mee natuurlijk en ze ging rijlessen nemen. Toen ze geslaagd was kreeg ze haar eigen Daf automatic. In die tijd een geweldige auto, volledig automatisch, het was bijna een racewagen. Nou ja, dat maakte de zuster er zelf ook van. De eerste honderd meter vloog ze vooruit, daarna ging ze niet harder dan 50 kilometer. Bij het wegrijden, werd er gezegd “aan de kant want zuster Robertus komt er aan”. Met een snelheid van 50 kilometer ging ze ook de bocht om en de oprit op. Als je dacht dat ze dwars door de garagedeur ging, stond ze boven op de rem en stond ze binnen één meter stil. Ook is ze een keer vergeten de Daf in de versnelling te zetten bij het Groene Kruisgebouw en de auto belandde in het kanaal.

Wanneer ze weg reed, was het altijd afwachten of ze voor- of achteruit reed. Zuster Robertus kwam net met haar zusterspetje boven het stuur uit, dat ze met beide handen stevig vast hield. Het gebeurde regelmatig dat ze gas gaf en dacht vooruit te rijden, terwijl het automatic pookje nog in de achteruit stand stond. Dit is een paar keer gebeurd denk ik, maar in de volksmond was het al gauw “pas op, zuster Robertus komt er aan”. Het grappige was ook nog dat ze niet heel groot was en net over het stuur kon kijken. Daardoor leek het net alsof de Daf er alleen met het zusterspetje kwam aan rijden. Dit is natuurlijk een anekdote, een verhaal dat z’n eigen leven is gaan leiden. Ik wil er dan ook verder geen kwaad woord over horen, want het was een strenge, maar rechtvaardige en lieve zuster, die heel veel voor Valthermond en zijn inwoners heeft betekend en daardoor een verhaal verdiend in het blad ‘Kiek op de mo(a)nd’.

(Er is meer over zuster Robertus te vinden in het Vervenershuis, o.a. haar grijze tasje en de attributen die zij nodig had als wijkverpleegkundige).Kiek op de Mo(a)nd

Een Old mondker